1 oktober 2016

Eind september organiseerde VNO-NCW een studiereis naar Genève. Doel was om meer te weten te komen over de handel en wandel van de World Trade Organisation en kennis te maken met andere instanties aldaar gevestigd. WTO houdt zich bezig met het opstellen van regels over handel en doet aan handelsgeschillenbeslechting tussen lidstaten. Kort gezegd. De directe aanleiding voor ons bezoek was het Open Forum georganiseerd door de WTO, een soort van Libelle dagen voor allerlei diplomaten, actiegroepen, NGO’s en goede doelen. Bezoekers worden getrakteerd op lezingen, seminars en discussies en kunnen langs standjes struinen op zoek naar een nog beter goed doel.

De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging (de ambassade bij de WTO) was bovendien gretig bereid onze groep te ontvangen en overal te introduceren. En ik moet zeggen, ze doen hun werk uitstekend. Je voelt je zeer welkom en de medewerkers zijn uiterst open en benaderbaar. Voor de PV is zo’n bezoek, zeker als VNO-NCW zich erbij voegt, van groot belang. Als handel het onderwerp van gesprek is dan is contact met het veld natuurlijk belangrijk. Zoals in alle overheidshandelen de zicht op gevolgen in de praktijk en gevolgen voor mens, bedrijf en omgeving voorop dient te staan. Daar zit ook de legitimiteit in van overheidshandelen en regels.

Eén van de bezochte instanties was de WHO: de wereld gezondheidsorganisatie. Nu heeft de drankensector nogal eens met deze club van doen, sinds door de WHO in 2010 een Alcoholstrategie werd opgesteld en sindsdien alcohol niet uit hun aandachtsveld is verdwenen. En mijn laaggespannen verwachtingen kwamen volledig uit.

Recent heeft de WHO een richtlijn aangenomen waar dus ook alle EU staten mee hebben ingestemd. De richtlijn gaat over wie wel en niet mogen meepraten over gezondheidsbeleid. Voorop staat, zo werd uitgelegd, het volksgezondheidsbelang en alle invloeden die dat belang schaden moeten worden geweerd.

Wij  van de dranken mogen nog net meepraten. Dat houdt in dat we een reactie mogen geven op voorstellen. We mogen onze inbreng leveren en verder dienen we ons afzijdig te houden wanneer de beleidsmakers beleid gaan maken. Tabak- en wapenindustrie helemaal niet. Wetenschappelijke inbreng is ook alleen welkom voor zover dat niet door de industrie is bekostigd. Als het wel door industriegelden mogelijk is gemaakt wordt het terzijde geschoven. Op mijn vraag of het uitmaakt wie twee plus twee optelt om tot vier te komen, was het antwoord kort samengevat ‘ja’. Alles om beleid vrij te houden van commerciële motieven. Vreemd, maar het werd nog enger.

Ter onderstreping van het feit dat de WHO haar eigen regels serieus neemt werd de vertegenwoordiger van VNO-NCW dus uitgesloten van het overleg, want VNO-NCW kan dan wel ruwweg zo’n €300 miljard aan Nederlands bedrijfsleven en tienduizenden banen vertegenwoordigen, een belangrijke rol spelen in het maatschappelijk middenveld door het overleg met vakbonden, milieu-organisaties, zorginstellingen, onderwijs, innovatie-clubs, MVO instanties en nog zo wat spelers in het veld, ze hebben ook ooit iets gezegd ten faveure van tabak. Kennelijk kan al het goede dat een organisatie doet de zonde niet wegpoetsen. Raus damit, dus.

Nu was dit een studiereis en van studeren moet je wijzer worden. Uit eerdere studie weet ik dat wanneer besluiten worden genomen, de belanghebbenden gehoord moeten worden. In de Nederlandse wet worden verder geen beperkingen gesteld aan die belanghebbende. Ook dient een belangenafweging plaats te vinden indien de belanghebbende nadeel kan ondervinden van een besluit. In Nederland noemen we dat een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Bij de WHO een “Undue Influence”. Kortom, een leerzaam reisje.

 

Joep Stassen, directeur SpiritsNL, oktober 2016

Hoofdthema's